donderdag, juli 18, 2013


De Bolhoed


 | 23 april 2013

De bolhoed is uiteraard de meest Britse hoed uit de geschiedenis. Toch is hij ook elders, met name in de Verenigde Staten, erg populair geweest. Net als bij veel andere bekende mannen-hoeden begint de geschiedenis van de bolhoed in de 19de eeuw, toen het dagelijks dragen van een hoed gewoon werd en er bovendien massaproductie mogelijk was. Al had de adellijke bedenker van deze hoed andere motieven dan het bereiken van commercieel succes. Uiteindelijk werd het de meest gedragen hoed van voor de Tweede Wereldoorlog en beleefde hij nog een comeback tijdens de jaren ’50 en ’60.
Halverwege de 19de eeuw kwamen de graven van Leicester met een vervelend probleem te zitten. Hun jachtopzieners hadden, wanneer ze te paard waren, problemen met het dragen van een hoed. De hoge hoeden die destijds voor hen gebruikelijk waren, werden namelijk steeds van hun hoofd geslagen door laaghangende takken. Daarom ontving de respectabele hoedenzaak Lock & Co. uit Londen in 1849 de opdracht een nieuw type hoed te ontwerpen: eentje die een lage kroon had en nauw om het hoofd sloot. Ter illustratie leverde de klant zelf alvast een basisontwerp in.
Het is overigens niet zeker wie deze opdracht precies verstrekte en daarmee de bedenker van de bolhoed mag heten. Lange tijd is gedacht dat het William Coke, eerste graaf van Leicester, zelf was. Uit recentelijk onderzoek is echter gebleken dat het ook Edward Coke, jongere broer van de tweede graaf van Leicester, kan zijn geweest.
Hoe dan ook, Lock & Co. besloot de opdracht uit te besteden aan de Londense hoedenmakers Thomas en William Bowler. Deze maakten er een harde, gladde, vilten hoed van, met lage, bolle kroon en dunne rand. Vlak boven de rand was de hoed afgewerkt met een lint. Ideaal inderdaad om takken langs af te laten glijden en ook opmerkelijk goed bestand tegen windvlagen.
In december 1849, vlak voor de Kerst, kwam de graaf zijn bestelling ophalen. Naar verluid heeft hij de kwaliteit van deze goed uitgetest, voordat hij er geld voor neertelde. Hij gooide de hoed op de grond en trapte er twee keer hard op. Gelukkig voor alle betrokkenen doorstond de allereerste bolhoed deze test.
Bij Lock & Co. was het gebruikelijk een nieuw type hoed te vernoemen naar de klant die hem had besteld. Daarom werd het officieel in het Engels de ‘Coke hat’. Een naam die nog zou verbasteren tot ‘Billy Coke’ en ‘Billycock’, wat misschien niet de meest eervolle manier was om te verwijzen naar de eerste graaf van Leicester. Tenslotte zou in het Verenigd Koninkrijk echter toch de naam ‘Bowler hat’ gaan domineren, als eerbetoon aan de makers.
In de jaren die volgden werd de hoed al snel populair in Groot-Brittannië. Hij begon zijn opmars als onderdeel van het kostuum dat bankiers droegen, maar was niet veel later ook geliefd onder arbeiders.
Ondertussen sloeg de bolhoed in de Verenigde Staten echter minstens even zeer aan en dan met name in een onwaarschijnlijke streek: het wilde westen. De Amerikanen gaven hem wel een andere naam, namelijk ‘derby hat’. Zowel cowboys als spoorwerkers prefereerden hem vaak boven de stetson en de sombrero. Dat kwam omdat hij niet van het hoofd werd geblazen als de wind op een wijde, open vlakte grip op je kreeg. Sterker nog, zelfs als je je hoofd uit het raampje van een rijdende trein stak bleef hij nog keurig zitten. Daarom droegen zowel mannen van de wet als beroemde outlaws als Butch Cassidy en Billy the Kid deze hoed.
Voor de meeste hoeden stopte hun succesverhaal met de Tweede Wereldoorlog. De gewoonte om altijd een hoed te dragen, kwam hierna namelijk niet weer terug. De bolhoed maakte echter een verrassende comeback. In de jaren ’50 en ’60 van de twintigste eeuw was hij namelijk een vast onderdeel van het kostuum dat door handelaars gedragen werd op de Londense beurs. Daar hoorde dan een zwart pak bij en bij voorkeur ook een paraplu. Hiermee werd het Britse karakter van de bolhoed nog eens extra bevestigd.
De Bolhoed